In het overzichtswerk 'Analytische filosofie; een inleiding' presenteren de redacteuren Buskes en Simessen een overzicht van de belangrijkste bijdragen die de analytische filosofie heeft ontwikkeld. Uiteraard maken we kennis met logica, taalfilosofie en kenleer. Maar de inleidende studie biedt meer en raakt dan ook belangrijke vraagstellingen in de wetenschap en praktijk van alledag.
In hun inleiding gaan de redacteuren Buskes en Simessen in op de kenmerken van de analytische filosofie. De analytische filosofie is een traditie die pas honderd jaar geleden is ontstaan. Zij streeft naar conceptuele helderheid en toont een aversie tegen obscure speculaties. Zuiver taalgebruik in relatie met de omgevende wereld is daarom een vereiste. Je vergroot je inzicht in deelterreinen en het geheel door verantwoord te ontleden en te herleiden. En dat merk je ook in de verschillende hoofdstukken in de Analytische filosofie.
Soms gebruikt men de benaming 'Angelsaksische filosofie' maar deze vorm van filosofiebeoefening is niet alleen aan de Engels sprekende landen voorbehouden. In 'Analytische filosofie' worden verschillen met de continentale filosofie niet buitenproportioneel, laat staan karikaturaal, opgeblazen. Russel en Moore zijn eigenlijk de grondleggers. Een belangrijke latere pionier is Wittgenstein met zijn beschrijving van taalspelen als levenspelen. Russel en Moore bonden de strijd aan met het idealisme dat een stroming vertegenwoordigt die zegt dat de werkelijkheid puur gedacht wordt.
Na de klassieke bijdragen van de Analytische filosofie (logica, taal en kenleer) volgen enkele op de praktijk toegesneden hoofdstukken: wetenschapsfilosofie, philosophy of mind, ethiek, filosofie en religie en filosofie en geschiedenis. Het hoofdstuk over wetenschapsfilosofie geeft een mooi beknopt overzicht van de ontwikkeling in het denken over wetenschap. De Weense Kring en het logische positivisme krijgen ruim aandacht. Datzelfde geldt uiteraard voor Popper en Kung.
Bijzonder waardevol is het hoofdstuk over philosophy of mind van Slors. Dat geldt ook voor het hoofdstuk ethiek waar Vorstenbosch enkele wendingen in de loop van de tijd van de analytische ethiek beschrijft. Wending naar wetenschap, naar taal, naar de ethische theorie en morele praktijk (Rawls, Singer en de meta-ethiek). In filosofie van de religie beschrijft Peels o.a. voortbouwend op Plantinga het analyseren en conceptualiseren met argumenten tegen en voor het bestaan van God.
Het laatste hoofdstuk gaat over filosofie van de geschiedenis. Denken over vragen die je kunt stellen als het gaat over het verloop van het verleden, de aard van toenmalige veranderingen en het doel of de zin van geschiedenis. Boeiend is de paragraaf over objectiviteit in de geschiedwetenschap. Vroegere historici van naam en faam deden het nogal eens voorkomen of hun beschrijvingen de absolute eis van objectiviteit konden doorstaan. Dat wil zeggen dat wat zij beschreven een zuivere afspiegeling is van wat zich ooit afspeelde. Maar een historicus moet altijd beducht zijn op persoonlijke vooringenomenheid, de groepsvooroordelen waartoe hij behoort en zijn dominante (wetenschappelijke) vooronderstellingen en waarden. De historicus zou de mate van perspectivistische subjectiviteit van hemzelf mogelijk meer openlijk kunnen presenteren om de zuiverheid van het debat ten goede te laten komen.
De afsluitende epiloog in 'Analytische filosofie' kon wat uitgebreider op basis van de voorgaande hoofdstukken.
Maar al met al is het een goede studie die belangrijk is voor het vakgebied analytische filosofie.
Deze door Peter van den Boom geschreven recensie is verschenen bij managementboek in juli 2015.