Als je iemand vraagt over nut en noodzaak van bureaucratie krijg je een gezicht te zien van afschuw. En toch produceren we steeds meer verstikkende bureaucratie. Het is de verdienste van René ten Bos om bureaucratie vanuit het perspectief van de filosofie te analyseren. In zijn studie ‘Bureaucratie is een inktvis’ maken we meteen op de eerste pagina kennis met de inktschijters. Dat is een term voor de bureaucraten en het bureaucratische systeem in het algemeen. De inktschijters hebben de macht en die macht neemt steeds meer toe.
Bureaucratie is vaker aan de orde geweest in de kritische literatuur over organisatie. Zo stelt Merton dat ‘rules becomes an end in itself rather than a means to an end and that, as a result, people who work in bureaucracies become pathologically, psychologically maladjusted’. Voor medewerkers betekent bureaucratie het volgen van de regels zodat kritiek je niet ten deel valt. Maar redden we het daarmee in complexe en onvoorspelbare contexten in de 21ste eeuw? De aanwinst van ‘Bureaucratie is een inktvis’ van René ten Bos is dat hij vanuit de filosofie bureaucratie benadert. Ook plaats hij bureaucratie in een groter geheel van kapitalistische productiewijze die haar invloed heeft op politieke besluitvorming, economie, bestuur en management.
Waar macht is, is inkt. En inkt onderhoudt de macht. Ten Bos beschrijft de inktschijter die in een sfeer van geheimzinnigheid op een afgezonderde plek zijn droom van onbegrijpelijkheid verwezenlijkt. Inktschijters produceren als niet menselijk wezens systemen, documenten, regels, maatregelen, nietjes, perforators, files, sub files en wat niet meer. Wat er staat vermeld in de regel is niet van belang; dat het er staat is wel van belang, zegt Ten Bos. Zij zetten daarmee vaak niet alleen professionele verantwoordelijkheid, ruimte en creativiteit onder druk. Nee zij zetten vooral de menselijkheid op het spel. Het brengt de mens in een schemerzone tussen menselijkheid en het niet-menselijke.
En iedereen wil ervan af: in organisaties, in gemeentelijk en landelijk bestuur en in het ‘Brusselse’. Maar we produceren steeds meer bureaucratie die steeds meer rompslomp doet produceren. Bureaucratie is volslagen liefdeloos, volgens Ten Bos. Vandaar de frictie met professionals die met liefde hun professie willen uitoefenen. Die professionals kunnen niet in contact treden met de bureaucratie want dat is een systeem dat bepaalt hoe je zaken moet aanpakken. Of het is een functionaris (maar geen mens) die regels ontwerpt, oplegt en controleert. Daardoor neemt de plakkerigheid toe. De boel wordt stroperig en verstikkend. Zo lezen we in ‘Het slot’ van Kafka dat de burgemeester als hooggeplaatste inktschijter tegen hoofdpersoon K zegt; ‘of er een controlerende instantie is? Er zijn alleen maar controlerende instanties. (…) fouten komen niet voor, en als er eens een fout voorkomt, zoals in uw geval, wie mag dan tenslotte zeggen dat het een fout is.’
Taylor is de belangrijkste grondlegger van het ontmenselijken van de menselijke maat in arbeidsprocessen. Zijn basisideeën zijn later alleen maar verder verfijnd om mens en arbeid te beheersen en te controleren. Bureaucratie is verworden tot een doel waarvoor elke menselijke maat moet wijken. De MBA-opleidingen (zelf vaak zeer bureaucratisch opgezet) met hun bedrijfskundige modules zijn daar hét middel voor om het werk van de professionals te ontmenselijken. Maar het strekt zich verder uit omdat ook die andere maatschappelijke sferen steeds bureaucratischer worden.
Waarom voelen we ons vaak zo onmachtig t.o.v. bureaucratie? Volgens Ten Bos (in een mooi uitgewerkt deel II) komt dat omdat er niet meer sprake is van het subject mens tegenover het object bureaucratie. Nee, wij bevinden ons in het hyperobject bureaucratie. Bureaucratie dompelt ons onder in haar slijmzee. Soms zo geleidelijk en ogenschijnlijk normaal dat we er niet eens erg in hebben dat we ingesloten raken in een lelijk ding dat ons ontmenselijkt. Dit inbedden in een hyperobject maakt het geheel zo stroperig – traagvloeibaar, noemt Ten Bos dat. Deze ‘bullshit’ doet een mens vervreemden van zijn werk, van het resultaat dat het werk moet opleveren en uiteindelijk vervreemdt het van hemzelf. ‘Domme dingen doen die veel tijd kosten’, daar gaat het kennelijk nog alleen maar om. Er is sprake van een toxische drift om te testen en te meten, om alles te weten (vaak zonder noodzaak) en alles in formats te plaatsen.
Wat we niet tegenkomen in het boek ‘Bureaucratie is een inktvis’ zijn methoden om te ontbureaucratiseren. Maar dat is eigenlijk ook niet de taak van een filosoof. Een filosoof stelt vragen en zet aan tot reflectie. Ten Bos is echter ook organisatiedeskundige en vanuit die expertise was het aantrekkelijker geweest om bijvoorbeeld te lezen over ‘nar-achtige praktijken’. Het ridiculiseren als nar kan bijvoorbeeld de gekte van bureaucratie aan de orde stellen en een discussie opstarten om de menselijke maat terug te laten keren. Een andere tactiek is het bureaucratische systeem letterlijk naar de regel uit te voeren en daarmee de traagvloeibare slijm met haar verlammende uitwerking bloot te leggen. ‘Bureaucratie is een inktvis’ is een goed boek om managers (en ook de toekomstige leidinggevenden in de MBA-opleidingen) te confronteren met de kwalijke parktijken van inktschijters.
We laten ten slotte Kafka nog eens aan het woord waar een boodschapper die werkt voor een hooggeplaatste bureaucraat opmerkt; ‘er is ook niet voorgeschreven dat ik direct met iedere boodschap moet komen; als dat voorgeschreven zou zijn, zou ik natuurlijk direct komen, maar daaromtrent is niets voorgeschreven, en als ik nooit zou komen, zou ik daar niet om gemaand worden.’
Deze door Peter van den Boom geschreven boekrecensie is geplaatst op 21 december 2015.