Michel Bronzwaer en Joost van der Net presenteren een beschrijving van het invloedrijke Utopia van Thomas More. Zij plaatsen hun studie 500 jaar Utopia in een aantrekkelijke context.
Bronzwaer en Van der Net presenteren de ideale samenleving van Thomas More in een brede historische context. Veel beschreven Utopia’s stellen arbeid centraal. Het aantal uren in dergelijke ideaalstaten bepaalt namelijk de eventuele ruimte voor idealistische zaken. Bij More kun je veel tijd besteden aan intellectuele inspanningen: studia literatum (‘de schone letteren’). In More’s Utopia is geen plaats voor dom en verderfelijk spel zoals dobbelen. Privaat bezit is er ook niet. In het leven gaat het immers om geestescultuur die de ruim bemeten ‘lege tijd’ vult. Daarin sluit More aan bij de Grieken en Romeinen lezen we in de bijdrage van Van der Net.
Ook in de vroeg Christelijke tijd stonden de horizontale relaties tussen mensen centraal. Maar al spoedig ontwikkelden de studiegroepen en filosofenkringen van de elites zich tot verticale verhoudingen in kloostergemeenschappen. Iedere individuele monnik staat dan in verticale relatie met God. Toch zien we later weer de studeervertrekken van ontwikkelde mensen die zich bezig houden met het geestesleven. Deze studeervertrekken stonden met elkaar in horizontale netwerk verbindingen: de respublica litteraria.
De groep geletterden groeide steeds sneller. Zij wilden zich niet onderwerpen aan wereldlijke of kerkelijke dogma’s. More en Erasmus waren belangrijke voorvechters van deze groep onafhankelijke geletterden. Later, in de achttiende eeuw en dan vooral in Frankrijk richten mensen clubs, salons, leesgezelschappen en wetenschappelijke genootschappen op. Het doel: converseren in een vriendschappelijke sfeer. Ook in Engeland en Duitsland (Bildung) richt men zich steeds meer op de bekwaamheid om reflectief tegenover de wereld te staan. Daarvoor is het nodig om je te verdiepen in schilderkunst, in de letteren, wetenschap, architectuur en godgeleerdheid.
Je moet in staat zijn de wereld met een onderzoekende geest tegemoet te treden zonder enig vooroordeel. In het boek ‘500 Jaar Utopia’ komen we bij de auteurs geregeld tegen dat het Bildungs-ideaal steeds meer op de achtergrond is geraakt. Mensen willen hun geest niet (alleen) voeden d.m.v. de letteren. Beeldgerelateerde kunstuitingen en digitale media nemen de plaats van de schone letteren over. In de samenleving hoor je dan geregeld dat de vervlakking toeneemt.
Bocken laat in ‘500 Jaar Utopia’ de interessante relatie zien tussen More, de Moderne Devotie en Jan van Eyck (Lam Gods). Loose brengt het denken van More, Erasmus (universeel passivisme) en Machiavelli (het politieke denken) in elkaars spiegelbeeld. Ten Velde benadert More als een ‘nieuwe Antigone’ om de uitvinding van het geweten een plaats te geven. Van Luyn ten slotte benadrukt dat Utopiën niet te verwezenlijken idealen beschrijven. Maar die beschrijving houdt altijd een kritiek in op de bestaande orde.
‘500 jaar Utopia’ onder redactie van Bronzwaer en Van der Net is een waardevolle aanvulling van de Annalen van het Thijmgenootschap. Het is een zeer lezenswaardige bijdrage in deze imponerende reeks. Geïnteresseerden in Utopisch gedachtegoed zoals dat zich heeft ontwikkeld in de loop van de eeuwen kunnen veel waardevolle beschouwingen lezen.
Deze door Peter van den Boom geschreven recensie is geplaatst bij Managementboek.