Laurens ten Kate - Wereldtijd; essay over de vraag van de vreemdeling

Laurens ten Kate - Wereldtijd; essay over de vraag van de vreemdeling

“De mens is een vraag aan zichzelf
en een zoektocht naar zichzelf”.

 

Professor Laurens ten Kate is filosoof, religiewetenschapper en theoloog. In zijn essay ‘Wereldtijd; de vraag van de vreemdeling’ is hij in gesprek met een aantal filosofen met Levinas en Derrida als belangrijkste inspiratiebronnen. Ik reflecteer op zijn essay vooral vanuit het perspectief van Levinas die de vreemdeling aanduidt als de Ander. Met een hoofdletter, want de Ander (hij/zij) toont zijn gelaat en daarmee zijn kwetsbaarheid als hij een beroep op ons wil doen: de vluchteling, dakloze, bedelaar of ongedocumenteerde.

Voor het eerst gepubliceerd in Boekenkrant (voorheen Bazarow) - 19 oktober, 2025 

 

 

De Ander doet een beroep op ons
Migratiestromen zijn van eeuwig door oorlog, sociaal onrecht en klimaatverandering. We zien de onheilsplekken op TV. Een moeder met een kind op haar arm en een andere aan haar rok; hun liefde, angst, zorg en op de achtergrond de verwoeste stad. Velen waarderen het ondernemerschap in de vluchteling want het is niet niks: weggaan uit je geboorteland, gevaren trotseren en in een totaal andere cultuur weer je levensbestaan ontwikkelen. Wat gebeurt er als die vluchtelingen aankloppen op de deur van onze regio, stad, dorp of straat? Tweesoortige reacties. Afwijzen want de vluchteling is een ‘indringer’ die onze dagelijkse routine verstoort en verwart. Toegeven aan het beroep dat de vreemdeling doet op ons empathisch vermogen: je zult het zelf maar zijn - ‘seeing us in them’. Treffend hoe Obama het zei in een speech: “to see the world through those who are different form us: the child who’s hungry, the laid-off steelworker, the immigrant woman cleaning your dorm room”.
 
In het land van aankomst
Mensen die iets willen betekenen voor de vreemdeling ontvangen hem met een luisterend oor, kop soep en taallessen. En bij anderen nemen angst en onzekerheid toe. Zij willen hem terugsturen of dwingen te zijn zoals wij. Maar, zegt Levinas, als men de Ander kon dwingen en dus bezitten zou deze de Ander niet meer zijn. Hij wordt dan een verlengstuk van mijn denken - van mijn zijn. Ten Kate duidt de aankomst van de vreemdeling aan als een productief spanningsveld met die twee uitersten: openstelling voor de vreemdeling of verbonden blijven aan mijn vertrouwde comfortbubbel die als een inbedding mijn ‘binnen’ is. Die binnenwereld is onze ‘normaliteit’, onze identiteit, die we moeten beschermen tegen de indringer. Want vluchtelingen nemen onze identiteit van ons af, is de gedachte. Het is een houding van ‘us’ tegenover ‘them’.

Maar de vluchtelingen nemen onze identiteit niet af. Wel kunnen zij ons aanzetten tot reflectie op onze geconstrueerde normaliteit. Meestal staat die normaliteit niet ter discussie. Toch heeft iedere cultuur en ieder mens zijn eigenaardigheid en vreemdheid. Identiteit is altijd in ontwikkeling als reactie op wat er speelt binnen en buiten een cultuur. Identiteit is geen klompje goud dat je bewaart in een doosje en waar niemand aan mag komen. De vrijheid mij te openen voor de vreemdeling is een andersoortige vrijheid dan de (neoliberale) negatieve vrijheid van zelfbepaling en zelfbeschikking. Die vorm van vrijheid is dominant geworden, duldt geen barrières en dus ook niet de vreemdeling. De vrijheid die Levinas bedoelt gaat over de uitdaging de Ander in je leven te laten inbreken. En in verbinding met de vluchteling kan deze spontaan vragen stellen die mij als gastheer weer aan het denken zetten over mijzelf en onze cultuur. Dan is er sprake van een productieve verstoring van mijn comfortbubbel die kan leiden tot een nieuwe stap in mijn persoonlijk ontwikkeling en als cultuurontwikkeling voor de gemeenschap.

Humanisering en universalisering
In de axiale periode (800 tot 200 v.Chr.) ontwikkelen zich radicale culturele, spirituele en filosofische levensbeschouwingen: het monotheïsme; het confucianisme en taoïsme; het hindoeïsme en boeddhisme; het Griekse rationalisme. Die periode is niet afgesloten want nog steeds hebben we te maken met deze levensbeschouwingen en hun perioden van vooruitgang, stilstand en achteruitgang. Ten Kate bespreekt deze axiale wending vanwege twee belangrijke ontwikkelingen t.o.v. de pre-axiale tijd met hun mythen, goden en lotsbestemming. 1) Een fundamentele secularisering en humanisering: emancipatie, zelf durven denken, individualisme, verantwoordelijkheid. 2) Universalisering met het verlangen nieuwe levenservaringen op te doen als (faustiaanse) wereldburger en niet alleen te leven in lokale gemeenschappen. Beide ontwikkelingen leiden tot andere relaties met het goddelijke, met medemensen, de natuur en politieke en sociale constellaties - een verandering in het totale menszijn.

Het begrip vreemdeling kreeg daardoor een universele betekenis: ieder mens is namelijk ontheemd en dus een vreemdeling zonder onderscheid tussen ‘us’ en ‘them’ en omgekeerd. Zoals Sloterdijk zegt: ons leven bevat veel mogelijkheden maar geen identiteiten. Sloterdijk ziet namelijk het grote wereldinterieur als een open, voortvluchtige en lege buitenkant zonder binnenkant. In dat wereldinterieur zijn we allemaal ontheemd – niet alleen de vluchteling. Voor Derrida houdt dat in dat je de onvoorwaardelijke vreemdeling onvoorwaardelijke en absolute (politieke en juridische gronden overstijgend) gastvrijheid moet gunnen.

Er is dus sprake van een alomvattende wereldvreemdheid. Dat betekent dat als je een relatie aangaat met de vreemdeling die jou bezoekt, je jezelf bezoekt en onderzoekt. Je spiegelt en bevraagt jezelf als zijnde een ‘medevreemde’ in de ontmoeting met de Ander die daarom zoveel mogelijk oneindig anders moet blijven. Anders zou hij je niet kunnen spiegelen. Augustinus zei al: ik ben mijzelf tot vraag geworden, een ‘queeste’ als weg naar jezelf (“quaestio mihi factus sum”). De ontmoeting met de vreemdeling die bij ons aanklopt leidt dus tot een productief gesprek met mezelf en over mezelf. Een vorm van zelfdeconstructie die een aanzet kan zijn voor mijn verdere ontwikkeling. Durven we dat wel aan? Schuilt hier niet (onbewust) een bron van weerstand tegen de vluchteling? Lezers die begrippen zoals vreemdelingschap, vreemdheid en vluchteling willen doordenken, voelen zich opgenomen in de toegankelijke schrijfstijl van Ten Kate. Zijn verkennende inleiding is daar een uitstekende basis voor. Het laatste hoofdstuk in ‘Wereldtijd; de vraag van de vreemdeling’ zal de lezer verrassen met verstillend beeldmateriaal. Alle waardering ook voor Boom Uitgevers!

De bronnen bij deze recensie
Levinas, E. (1969). Het menselijk gelaat AMBO/Baarn.

Levinas, E. (1987). De totaliteit en het oneindige; essay over exterioriteit. AMBO/Baarn.