(Vernieuwde recensie: vorige recensie - 8 januari 2019 tot 14 juli 2025 > totaal - 3237 hits)
Post-truth was volgens Oxford Dictonairies het internationale woord van het jaar in 2016. Het woord laat zich relateren met ‘alternatieve feiten, de ‘woede-industrie’, en ‘facts free democracy’. In al die gevallen gaat het niet meer om feitelijke waarheden. Het gaat slechts om het manipuleren en mobiliseren van de mening van de massa. Daar excelleert de Amerikaanse president Trump in zijn beide ambtsperioden in. Socrates zou dat afgewezen hebben. Hij zou zeggen: wij moeten ons niet teveel bekommeren om de mening van de massa als het gaat om het spreken van de waarheid. Luca Consoli en Ronald Tinneveld (red.) gaan in Waarheid en democratie in op het spanningsveld populistisch inspelen op de massa versus het koesteren van onze idealen over democratie.
Politici verdraaien soms feitelijke gebeurtenissen en wetenschappelijke uitkomsten tot hapklare brokken. Zij geven voorrang aan populistische uitspraken en niet aan feiten. Dit zien we ook bij bepaalde nieuwsmedia die nieuws presenteren als leuk, pakkend, spannend en schokkend. Sommige TV discussieprogramma’s veranderen in spektakelshows. Alleen de eigen kijkcijfers gelden als het leidend criterium. Enkele kranten ogen iedere keer weer spectaculair vanwege de opmaak om hoge verkoopscores te bereiken. Maar hoe zit het met de waarheid en juistheid? Om maar niet te spreken van de social media waar zeer geregeld lawines van verzinsels over ons heen komen. De daar gepresenteerde wij-zij frames zetten groepen mensen vaak beschamend weg.
Van den Brink vraagt zich af waarom waarheid onder druk staat. Hij opent zijn bijdrage met Jezus die zegt dat hij is gekomen om van waarheid te getuigen. Pilatus vraagt hem ‘maar wat is waarheid?’ Om waarheid te spreken moet je het eigen oordeel opschorten, aldus Van den Brink. Dat is lastig als waarheid op individuele en groep gebonden waardeoordelen is gebaseerd. Dat geldt vooral als ideologische aspecten spelen. In de politiek en bij levensbeschouwelijke principes gaat het vaak om een brede diversiteit aan waarden, strevingen en veelal strijdige, elkaar uitsluitende waarheden. Zij roepen cognitief en normatief botsende standpunten op.
Van Stokkom bouwt voort op Hannah Arendt die stelt dat de taal van leugens en laster de gedeelde communicatie in een samenleving op een zijspoor plaatst. En als je mensen aanspoort om elkaar niet vijandig toe te spreken, krijg je het verwijt van inmenging in iemands vrijheid van meningsuiting. Net zoals commerciële producten worden opinies, claims en frases klaar gemaakt voor massaconsumptie en massamanipulatie. Dus de massa massaal mobiliseren door middel van emotiemarketing zodat zij in een bepaald gedachtegoed gelooft. ‘Tabloidization’ is het overkoepelend begrip dat hiervoor kan gelden, volgens Van Stokkom. Mensen houden steeds meer van massaconsumptie en massa-entertainment en dus kun je de massa-infotainment van politici en nieuwsmedia er ook wel bij hen in krijgen. De burger is dan slechts een object in een instrumentele relatie waar het gaat om ‘georganiseerd liegen’.
Van Zweerde stelt dat een liberaal-democratische rechtsstaat enige taaiheid en veerkrachtigheid moet hebben. Maar zij kan wel averij oplopen. De rek kan er op een gegeven moment uit zijn en dat valt pas te constateren als het elastiek knapt. Een samenleving is ook volgens hem de uitkomst van interactieprocessen die botsten en dus is de uitkomst van een conflict altijd ongewis en tijdelijk. Een liberaal-democratische rechtsstaat met een representatief-democratisch systeem kent drie vormen van legitimatie. Ten eerste de liberale constitutie die het normatieve kader is. De overdracht van soevereine macht aan volksvertegenwoordigers is de tweede. Ten slotte de bestuurlijke daad- en slagkracht van de staat en de overheidsapparaten. Rechtsstatelijk en op basis van daad- en slagkracht is waakzaamheid bij het kabinet Schoof op zijn plaats, kunnen we dan concluderen.