Frits Boterman - Het Weimarexperiment - Een politieke en culturele geschiedenis van Duitsland 1918-1933 - Boekenkrant recensie

Frits Boterman - Het Weimarexperiment - Een politieke en culturele geschiedenis van Duitsland 1918-1933 - Boekenkrant recensie

“Als de politiek faalt en
geen stabiliteit bewerkstelligt,
grijpt de cultuur als ideeënwereld in
en wordt dus zelf politiek”.

Historici benaderen de Weimarrepubliek meestal als voorspel van het Derde Rijk en de beschavingsbreuk die de nazi’s voortbrachten. Maar de Weimarperiode omvat meer. Dé cultuur van de Weimarperiode heeft nooit bestaan. Er was juist sprake van een uiterst pluriforme en diverse cultuur, aldus prof. dr. Frits Boterman in zijn gedetailleerde politieke en culturele geschiedenis van het Duitse Weimarexperiment. Een experiment, omdat Duitsland geen traditie had opgebouwd met democratie. Wel had zij sinds de romantiek een imponerende traditie ontwikkeld in de wederzijdse beïnvloeding van politiek en cultuur, zoals Frits Boterman eerder beschreef in Cultuur als macht. Ook in Het Weimarexperiment bespreekt hij de politieke en culturele geschiedenis in hun onderlinge samenhang en beïnvloeding. Zijn stelling luidt: als de politiek faalt en geen stabiliteit bewerkstelligt, grijpt de cultuur als ideeënwereld in en wordt dus zelf politiek. Het verwerken van de Eerste Wereldoorlog en de daaruit volgende crises gingen samen met het ontwikkelen van ideologische utopieën die voor andere groepen dystopieën waren. En de verhouding tussen moderniteit en traditie zorgde voor veel verdeeldheid. Boterman onderscheidt zeven utopieën die verbonden zijn met de analyses en oplossingen van die crises.

Voor het eerst gepubliceerd in Boekenkrant (voorheen Bazarow) - 1 mei, 2025
 
 
 
1 De republikeinse utopie als moderne staats- en maatschappijvorm
De Weimargrondwet stond voor democratie, welvaart, rechtvaardigheid en rechtsgelijkheid. Veel Duitsers zagen de eerste regeringscoalitie als landverraad want democratie was een moderniteit van de westerse geallieerden met hun negatieve vredesbepalingen. De in de loop van de geschiedenis ontwikkelde botsing tussen democratisch denken en nationalistisch totalitarisme (‘Untertanengesellschaft‘) liet zich meteen gelden. Tegenstellingen tussen politieke partijen was voor velen een on-Duitse dystopie. De grondwet moest tegenstellingen overbruggen. Maar de machtspositie van de rijkspresident was grondwettelijk te zwaar bekleed en leidde tot totalitaire misbruik (o.a. veel nooddecreten) van zijn bevoegdheden. Het Weimarexperiment is in veel opzichten half-parlementair en half-totalitair. Het vestigde onvoldoende stabiliteit. Een democratische grondwet kun je opschrijven maar daarmee heb je nog geen tolerante, democratische en weerbare cultuur, stelt Boterman terecht.
 
2 Het marxisme als revolutionair-romantische utopie
Het marxisme beoogde een klasseloze maatschappij waarin het proletariaat van haar ketenen verlost is. Het functioneerde als een seculier geloof met veel aanhangers onder linkse intellectuelen en kunstenaars. Wetenschappers van het ‘Institut für Sozialforschung’ stelden zich met hun kritische theorie activistisch op om ongelijkheid en vervreemding op te heffen. Communistische leiders voerden enkele opstanden uit. Gevechten tussen extreem links en rechts in steden namen toe. Veel burgers hadden eerst wel sympathie voor de visie van Marx, het revolutionaire gedachtegoed van het socialisme en linkse democratie. Maar zij stelden het steeds meer gelijk aan ‘joods-bolsjewistische’ terreur. Daarmee werd het pad voor het rechtse, ‘völkische’ radicalisme geëffend. De jonge en nog onervaren democratie werd uitgedaagd: hoe tolerant moet je in een democratie zijn tegenover intolerantie?
 
3 De utopie van de conservatieve revolutie
Autonome intellectuelen, kunstenaars, docenten en hoogleraren (‘Gebildeten’) ontwikkelden de ideeënutopie van de conservatieve revolutie, geïnspireerd door hun ‘oervader’ Nietzsche. Zij voelden zich onzeker door de linkse revolutie die plaats vond na de Eerste Wereldoorlog en door de opkomende materialistische en oppervlakkige massacultuur. Met hun verstand steunden zij de democratie maar in hun hart wezen zij die af want haatten de kans op een burgeroorlog door rechts-radicalen en waren angstig voor een extreem-linkse revolutie. De conservatieve revolutie is een verzameling radicaal nationalistische, antimodernistische, antidemocratische, antiliberale en antimarxistische ideeën. Omdat de politiek steeds meer haperde, begon de cultuur in te grijpen door een vlucht in het mythische, bovenpersoonlijke of door middel van politiek activisme en radicalisme. De revolutionair conservatieven hebben uiteindelijk de macht van de Hitlerianen onderschat en hun eigen intellectuele invloed overschat.
 
4 Kunst als een ideologisch en geëngageerd wapen
Na WO I werd kunst een utopisch middel om de droomsamenleving uit te beelden én te bereiken. “Er ontstaat een explosie van artistieke en intellectuele creativiteit, veranderingsdrift en experimentzucht”, aldus Boterman. Modernisten en traditionalisten botsten steeds meer door de massacultuur die de hoge cultuur onder druk zette. En ook door technologische innovaties, meer vrijheden voor o.a. vrouwen en door de artistieke explosie. De doorbraak van de moderniteit werd een ware cultuuroorlog met een politieke lading. Kunst werd een geëngageerd wapen met een politieke en maatschappelijke functie. Politiek en cultuur waren elkaar in de Duitse geschiedenis niet eerder zó dicht genaderd. Deze revolutie in de kunsten vond plaats in het spanningsveld dat sinds 1800 bestond: tussen het verlichtingsdenken en romantiek, tussen rationalisme en idealisme, en tussen werkelijkheid en idee.
 
5 De Amerikaanse droom als een ideologische ‘way of life’
De ‘golden twenties’ was hét kernsymbool van deze utopie: modern, snel, jeugdig, energiek, vrijheid, vermaak, onafhankelijkheid en de gelijkberechtigde rol voor vrouwen. Traditionalisten vonden het een dystopie: leven in oppervlakkigheid als massamens met een industriële massacultuur, zonder geschiedenis en een nivellerende invloed op de hoge cultuur. Het amerikanisme was een directe bedreiging voor de exclusiviteit van de ‘Gebildeten’. Zij werden felle tegenstanders van de Amerikaanse droom. Het kon geen rolmodel zijn vanwege de ontbrekende stabiliteit en eenheid in sociale structuur van de VS. De beurskrach van 1929 was voor velen het sein dat het kapitalistische systeem niet de oplossing was voor Duitsland. Zij deden de VS af als een ‘zwakke staat’. De nazi rechtsfilosoof Carl Schmitt contrasteerde zo’n staatsvorm met een ‘totale- staat-uit-kracht’, een totalitair bewind waar macht voor moraal gaat.
 
6 De nazistische utopie: een Arisch rijk zonder smetten
Mein Kampf bevat de reactionaire nazi utopie: een combinatie van organisch-romantisch en nationalistisch traditionalisme; van antidemocratische, antisemitische, antimarxistische ideeën – gekoppeld aan economische, wetenschappelijke en propagandistische moderniteit. Eén partij, één leider als ‘Führer-Messias’, zonder ellende, onzekerheden en smetten. De Führer stond als profeet en mythisch symbool boven alle kritiek. Een samenleving waar hij orde en rust bewaakt; zonder pluralisme en ambivalenties die eigen zijn aan de moderniteit en democratie. Tientallen miljoenen Duitsers waren in aanbidding voor de alwetende. “Hitler is niet als een natuurramp Duitsland overkomen”, concludeert Boterman. Het ‘Führer-Gefolgschaft-prinzip’ werd als een proces van ‘zelfnazificatie’ doorgevoerd tot in de laagste niveaus waar leidinggevenden macht uitoefenden in blind vertrouwen en in naam van de almachtige, zonder verzet.
 
7 De eugenetische utopie in een faustiaans pact met de duivel
Deze reactionaire utopie richtte zich op de zuivering van mensen met beperkingen en joden d.m.v. sterilisatie en euthanasie. Wetenschappers sloten een faustiaans pact met het duivelse nazisme, mede gebaseerd op het sociaal-darwinisme. Ideeën over rassenhygiëne bestonden eerder maar werden na de machtsovername van de nazi’s in praktijk gebracht d.m.v. wetten en maatregelen. Het is een “pervertering van eerdere wetenschappelijke opvattingen” om de zuiverheid van het Arische ras te bevorderen en sociale, culturele en morele problemen op te lossen. Het liep in Duitsland zó uit de hand, volgens Boterman, doordat de al bestaande verstrengeling van staat en wetenschap overging in een dodelijke omhelzing. Terreur en dwang maakten onafhankelijke wetenschappers monddood.
 
Het spanningsveld democratie-totalitarisme
Duitsland stond voor een existentiële keuze: een moderne, pluriforme, open, democratische rechtsstaat of een gesloten, conservatieve, totalitair geleide samenleving. Op grond van de zeer uiteenlopende utopieën konden de politieke partijen zich niet meer verbinden tot effectieve coalities. De politiek faalde, er was geen stabiliteit maar chaos. Cultuur als ideeënwereld werd zelf politiek en functioneerde als splijtzwam en strijdtoneel. In 1933 ging de parlementaire democratie van Weimar over in de totalitaire nazistaat. Die machtsovername door de nazi’s was geen bedrijfsongeval of een onvermijdelijke uitkomst van de Weimarperiode. Zij kwam voort uit de “politieke en culturele patstelling, economische crisis en diepe staatscrisis”, concludeert Boterman.

Het is verleidelijk om de Weimarperiode te projecteren op actuele ontwikkelingen waar het spanningsveld democratie-totalitarisme speelt. Maar dat is niet de taak van de historicus. De uitstekende analyse die Frits Boterman maakt is afgebakend tot de politieke en culturele geschiedenis van de Weimarperiode. De geschiedenis herhaalt zich nooit letterlijk, omdat tijd en omstandigheden altijd uniek zijn. ‘Weimar’ kan wel verduidelijken dat historische breuken tussen democratie en totalitarisme met een bepaalde regelmaat kunnen optreden als een rijm in een poëtisch epos. Maar dan steeds met andere belangen, woorden en handelingen.