Frits Boterman - Cultuur als macht - Bazarow recensie

Frits Boterman - Cultuur als macht - Bazarow recensie

Kan je Goethes Weimar koppelen aan Buchenwald?

“Cultuur als esthetische macht kan een zegen zijn,
maar als politieke macht kan zij
als een gevaarlijke splijtzwam werken”.
 
Volgens Frits Boterman, hoogleraar Moderne Geschiedenis van Duitsland na 1750 aan de Universiteit van Amsterdam, kun je de dramatische Duitse cultuurgeschiedenis alleen begrijpen als je de politieke en culturele ontwikkelingen in samenhang bestudeert. Want het draaide in Duitsland steeds om een zoektocht naar één nationale identiteit, het omgaan met de moderniteit en de ingewikkelde relatie tussen cultuur en politieke macht. In iedere periode krijgen geest en macht als twee ‘zielen in de Duitse borst’ weer een andere invulling en hebben zij geleid tot veel rampen. We zullen Boterman volgen bij de beschrijvingen van die twee zielen.
 
Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow - 20 februari, 2024
 
Duitsland was rond 1800 een lappendeken van meer dan vijftienhonderd meestal kleine vorstendommen, vrijsteden en kerkelijke gebieden. Bij burgers domineerden gevoelens van vervreemding door de moderniteit en een nostalgische hang naar een Duitse ‘Heimat’. Een eenheid stichtende ‘cultuurnatie’ met één taal, afstamming, traditie en religieuze waarden moest een nationale, politieke eenheid bewerkstelligen. Boterman beschrijft Cultuur als macht vooral vanuit het perspectief van de invloedrijke ‘Gebildeten’: de hoogopgeleide protestantse, zelfbewuste burgers uit de culturele, wetenschappelijke, intellectuele en artistieke wereld.
 
De Romantiek als culturele revolutie in Duitsland
De Romantiek leidt rond 1800 tot een culturele revolutie en een geestelijke omwenteling. De geestelijk vader van deze Duitse ‘gouden eeuw’ is Immanuel Kant. Volgens Kant kan de mens zichzelf bevrijden en zelf nadenken. Hij maakte grote indruk op denkers en dichters. Zij streefden onder andere in Weimar naar individuele vrijheid en dus minder onmondigheid, repressie, censuur en bijgeloof. Bildung van mensen met accent op kunst en schoonheid geeft zekerheid in een verwarde modernistische en onttoverde wereld. Én Bildung zal leiden tot een hoger beschavingspeil met goede burgers in politieke zin. Het romantische cultuurnationalisme en haar Bildungsideaal werd in de 19e eeuw steeds politieker en gekoppeld aan de idee van de natiestaat.
 
Op weg naar een verenigd Duits keizerrijk
Bismarck was in 1871 als eerste kanselier de ontwerper van het Duitse Keizerrijk. In aanloop naar Wereldoorlog I stelt de cultuur zich tegenover de industrieel-technische moderniteit. Voor velen ging het te snel; de overgang van een feodaal-agrarische standenmaatschappij naar een industriële klassensamenleving met urbanisatie, secularisatie en kapitalistische arbeidsverhoudingen. Vooral burgerlijk-protestantse groepen hadden het gevoel te leven in een ‘ijzeren kooi’ van zinloosheid en fatalisme door de rationalisering en bureaucratisering. De keizer belichaamde met zijn zwakke psychisch gestel alle ambivalenties van de moderniteit en de cultuurcrisis. Rond 1900 werd de roep om nationale eenheid sterker. Het oorlogsenthousiasme steeg vooral bij de Gebildeten in de grote steden toen de oorlog begon. Duitsland kon immers haar superieure cultuur tegenover het modernistische verlichtingsdenken in Europa tonen en opleggen.
 
De Eerste Wereldoorlog eindigt zonder nationale eenheid
De idee van een groter en verenigd Duitsland als een culturele ‘Gemeinschaft’ voedde het hoerapatriottisme. WO I was niet alleen een politiek-militaire strijd, maar vooral een geestelijke oorlog. Want de cultuurmissie had als doel de Europese landen en eigenlijk de hele mensheid plichtsbesef, discipline, opofferingsgezindheid, ascese, trouw en gehoorzaamheid op te leggen. Volgens het sociaal-darwinisme zou het superieure Duitsland de sterkste zijn. Binnenlands moest Duitsland dan wel stoppen met democratie, partijenstelsels, parlement en pluriformiteit. Boterman concludeert na vier jaar oorlog: Niet de gewenste Duitse nationale eenheid en de gewenste culturele synthese tussen kunst en leven was het resultaat, maar wel een totale binnenlandse culturele versplintering die in de Weimarperiode uiterst negatief doorwerkt.
 
Weimarrepubliek
In die Weimarperiode verplaatst de cultuurstrijd die Duitsland wilde met het Westen en het Oosten zich naar de interne verhoudingen. Liberaal-democratische krachten hielden in Weimar een constitutionele vergadering. De Weimarrepubliek gaat van start. Een kleine groep genoot van de ‘roaring twenties’ met haar culturele bloei en moderne leefwijze. Massacultuur drong zich ook op en leidde bij de Gebildeten tot cultuurpessimisme. Boterman stelt dat de Weimarperiode ten einde komt want links was te verdeeld. Het politieke midden verzwakt door de economische crisis. Het liberalisme hing in de touwen. En conservatieven en uiterst rechts hadden genoeg van de Weimarrepubliek. De roep om een redder die een sterke Duitse eenheidstaat zou afdwingen nam toe. Hitler werd de heiland, strooide met oplossingen en een taalgebruik dat vele oren streelde.
 
Culturele kracht als basis voor het Derde Rijk
Volgens Hitler was de macht van Duitsland niet alleen militaristisch maar vooral gebaseerd op de culturele potentie. Die cultuur moest Duitsland zuiveren van o.a. joodse smetten. Een anti-Joodse consensus zou ook de eenheid bevorderen. Romantiek en mythologie vermengden zich met antisemitisme, racisme, eugenetica en sociaal-darwinisme. Het nazisme is een seculiere geloofsbeweging die de nederlaag van 1918 omzet in verlossing. Veel Gebildeten verlieten Duitsland. Anderen kozen voor de nazistaat, waaronder Heidegger die de intellectuele voortrekker wilde zijn. De nazi’s gebruikten cultuur om de nationale gemeenschap te homogeniseren en het volk te mobiliseren. Nazisme sloeg aan bij veel studenten die zich aanmeldden om hun mannelijk eergevoel en nationale trots te bewijzen. De Duitsers vochten in 1945 nog lang door, gestimuleerd door een lange traditie van radicalisme, doodsdrift en heroïsch pessimisme.
 
De verwerking van het duivelspact na 1945
Boterman ziet na 1945 een nieuwe start én tegelijk continuïteit van de culturele honger en politieke en economische aspecten. Steeds sterker werd de vraag: hoe kun je Goethes Weimar koppelen aan Buchenwald? Theodor Adorno trok de conclusie; „Nach Auschwitz ein Gedicht zu schreiben, ist barbarisch“. Maar het gedicht Todesfuge van Paul Celan liet zien dat cultuur en barbarisme samen kunnen optrekken. Volgens Thomas Mann ontstond het duivelspact omdat de Duitsers geen echte revolutie kenden en dus hadden zij niet geleerd de natiestaat met vrijheid te verenigen. Sebastian Haffner zei: er zijn niet twee Duitslanden. Er is één Duitsland met een goed en kwaad gezicht. Er waren weinig openbare debatten over dit kwade gezicht want schaamte, ontkenning, en zelfmedelijden overheersten. Dat vertraagde ook de demilitarisering, demontage, democratiering en denazificatie. De restauratieve bondskanselier Adenauer wilde niet teveel wroeten in het verleden want wederopbouw stond centraal.
 
De culturele revolutie in de jaren zestig en zeventig
In de zestiger jaren begon een culturele revolutie met studentenprotesten die de Bondsrepubliek politiek, cultureel en maatschappelijk sterk veranderde. Er waren heftige debatten over het naziverleden, de Duitse deling, vrijheid en democratie. Deze spirituele tegencultuur resulteerde in een liberalere en democratischer samenleving met een nieuw intellectueel, cultureel en sociaal-politiek elan onder de Bondsrepubliek. Boterman stelt zich de vraag: greep de cultuur in omdat de politiek faalde, of faalde de cultuur en greep de politiek in? Het ‘Wirtschaftswunder’ zorgde voor welvaart maar cultureel gezien was er weinig vertrouwen in de democratie. Intellectuelen vonden daarom dat de geest zich niet kon verschuilen maar de politiek moest confronteren. De bouw van de muur en de nasleep van der Spiegel-affaire leidde tot verbreding van het cultuurbegrip tot politiek.
 
De val van de Berlijnse muur en Duitse eenwording
In Oost-Duitsland was na 1945 nauwelijks continuïteit van culturele aspecten. ‘Stunde Null’ begon met zuiveringsacties gericht tegen nazi’s. De communistische overwinning op het fascisme was de belangrijke ideologische bouwsteen. Cultuur was een instrument voor de macht om de socialistische mens te creëren. De DDR implodeerde in 1989 want geen realiteitszin bij de gerontocratische leiding. Roemloos verdween de socialistische utopie. Maar zonder DDR-referentiekader was de eenwording voor de ossis met de arrogante wessis ongewis. De elite onder de ossis hadden een sterke afkeer van het kapitalisme en zagen het intellectuele linkse denken in rook opgaan. Ook was er geen tijd om het DDR-verleden te verwerken. Zij voelden de eenwording aan als een kolonisatie waarbij zij hun DDR-leven moesten achterlaten en afwijzen. En de wessis waren niet blij omdat zij enorme miljarden moesten ophoesten. Boterman maakt de gevolgtrekking: De muur als fysieke scheiding was wel weg maar bleef als ‘Mauer im Kopf’ voortbestaan. De gelukzaligheid duurde niet lang.

Illustratief is wat een vroegere Oost-Duitse zegt in de roman De kleindochter van Bernard Schlink; “In het Oosten had onderdrukking, onrecht, en ongeluk geheerst. De onderdrukking en het onrecht waren voorbij, de onderdrukte Oost-Duitsers konden weer net zo zijn als de West-Duitsers die niet waren onderdrukt, er was geen reden meer om anders te zijn, en als ze het toch waren, was het ongepast en bovendien ondankbaar, omdat ze grootmoedig waren gesteund om net zo gelukkig te worden als de gelukkige West-Duitsers. Wij Oost-Duitsers kunnen, als we onder West-Duitsers verkeren, maar beter al het Oostelijke achter ons laten”.

Intellectuelen in zowel West- als Oost-Duitsland wilden een Derde Weg voor de eenheidsstaat tussen kapitalisme en communisme. Maar een grote visie ontbrak en geest en macht verbonden zich niet zo harmonieus. Duitsland als cultuurnatie verloor steeds meer aan betekenis. De beeldcultuur met haar massa amusement en inhoudsloze talkshows, beide als plat vermaak, namen de publieke rol van de hoge cultuur en intelligentsia over. Boterman trekt de conclusie dat de noodzaak van de bevrijding van de mens (Kant) nu vooral niet-westerse groepen in Duitsland geldt. Ik wil hierbij opmerken dat het eigenlijk ons allen geldt: niet zo zeer de bevrijding van de ketenen van godsdienst en een feodaal-aristocratische orde maar juist de bevrijding van de door de commercie bepaalde levensstijl.
 
Macht of esthetiek?
Boterman presenteert een uitstekende studie met Cultuur als macht; cultuurgeschiedenis van Duitsland, 1800-heden. Het boek omvat 1069 pagina’s waarvan 150 met ruim 3000 bronvermeldingen. Cultuur en macht hebben in opeenvolgende perioden een (vaak negatieve) symbiotische relatie waarbij cultuur de macht bepaalt en dan weer het omgekeerde. Boterman presenteert geregeld het gedachtegoed van beroemde literaire schrijvers, kunstenaars, filosofen en andere wetenschappers. Je ontkomt al lezend niet aan de vraag die je je in verbijstering stelt: hoe kan het Weimar van Goethe en Schiller samenvallen met Buchenwald in de Duitse cultuur? De conclusie die Boterman trekt mogen wij als waarschuwing laten gelden voor deze tijd: als cultuur niet alleen een esthetische macht is, maar een politieke macht wordt, kan zij een gevaarlijke splijtzwam zijn.