Andrea Wulf - Rebelse genieën - Bazarow recensie

Andrea Wulf - Rebelse genieën - Bazarow recensie

De twee gezichten van de romantiek

Andrea Wulf publiceert met Rebelse genieën; de eerste romantici en de uitvinding van het ik een uitgebreide studie naar beroemde genieën die gedurende tien jaar in Jena waren. Bijna overal in Europa heerste rond 1800 een zware censuur. Niet in Jena waar vier hertogen het universiteitsbeleid bepaalden. Dus moeizame processen om regels te ontwikkelen en te handhaven. Theologen en hoogleraren waren daardoor niet gebonden aan religieuze leerstellingen en politieke theorieën. De Franse Revolutie legde het accent op veranderingen in het politieke landschap. De Jena-kring bracht vooral een revolutie van de vrije geest voort. Jena was een kleine stad met achthonderd huizen en vierduizend inwoners in het hertogdom Saksen-Weimar van hertog Karel August. Duitsland bestond uit zo’n vijftienhonderd meest kleine, naar binnen gerichte vorstendommen zonder centraal bestuur. De verbeeldingskracht werd gevoed door het lezen van ongeveer zesduizend Duitse schrijvers. De genieën: Goethe, schrijver, wetenschapper, filosoof en adviseur van de hertog; de schrijvers Schiller, Novalis, beide broers Schlegel, Tieck; theoloog Schleiermacher; filosofen Fichte, Hegel en Schelling; de wetenschapper Alexander von Humboldt en zijn broer, linguïst en Pruisisch diplomaat Wilhelm.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow - 21 januari 2024
 
Mens durf te denken
Fichte was het intellectuele middelpunt voor de Jena genieën. Centraal stelde hij het IK en de vrije wil. Hij bouwde voort op de inzichten van Spinoza. Zijn inspiratie vond hij in de boeken van Kant met diens stelling dat wij elk ‘ding an sich’ altijd zien door onze eigen gedachten zonder de ware kennis over dat ding te verwerven. Kant inspireerde ook de andere genieën met zijn uitspraak ‘durf te denken’. Fichte bulderde, beledigde en stampte tijdens zijn, wat men noemde, ‘colleges met de hamer’. Zijn kernopdracht luidde: ‘ga naar het IK, want er is alleen maar het IK’. Sommigen kringleden gebruikten in de aanhef in brieven ‘mijn beste niet-IK’. Fichte en de leden van de Jena-kring hadden veel invloed, ook na de Jena periode. Zo zou later Wilhelm von Humboldt als Pruisische minister van onderwijs de tegenwoordige Humboldtuniversität in Berlijn stichten. Centraal moesten niet de vakopleidingen staan maar de Bildung van de student die als nadenkend mens zichzelf bevrijdt. Er kwam een holistisch aanbod bestaande uit onderwijs, onderzoek, kunst en wetenschap.
 

Caroline Michaelis was de spin in het Jena web want een centrale rol in het roddelcircuit en een kritisch vermogen om concepten van de schrijvers te beoordelen. Zij voegde aan de naam van haar vader die van haar drie echtgenoten [leden van de kring] toe: Caroline Michaelis-Böhmer-Schlegel-Schelling. “De jonge romantici hadden vanuit hun koninkrijk van de filosofie als doel de wereld te bevrijden en te ontwikkelen”, zei Caroline. Zij hadden aversie tegen vaste regels, absolute waarheden en grenzen tussen disciplines. De romantici wilden juist dat mensen zaken in alle vrijheid begrepen. Dus de bevrijding van het IK uit de dwangbuis van een goddelijk georganiseerd universum. Goethe vatte de romantische geesteshouding origineel samen: het romantische is een ziekte. Kennelijk een verslavende ziekte want ook hij wilde er geen afstand van nemen.

In de proloog benoemt Wulf het dilemma van egocentrisch bezig zijn met je eigen IK [‘IK-fetisjisme’, zei een criticus in die tijd] versus zorg voor de samenleving. Daarna komt ze op dit dilemma niet diepgaand terug. Maar in de epiloog geeft zij wel enkele opvattingen van Fichte over dit dilemma. Hij heeft nooit gewild dat zijn ideeën tot een narcistische verheerlijking van het IK zouden leiden. Hij benadrukte altijd dat de vrijheid van het IK nauw verweven moet zijn met onze morele verplichtingen. “Alleen zij zijn vrij die proberen iedereen om hen heen vrij te maken”, zei hij. Ook legde hij de nadruk op de verantwoordelijkheden voor de toekomstige generaties. Fichte vond dat een sociaal contract individuele vrijheid moet verenigen met de eisen van een samenleving.

Gevoel, schoonheid en liefde als basis voor religie
Novalis was tegen de Verlichting met haar focus op rationeel denken, zonder spirituele verwondering en ontzag. Hij initieerde een religie gebaseerd op gevoel, schoonheid en liefde. Geen doctrines of een geïnstitutionaliseerde kerk. De Reformatie was niet het begin van de democratisering van religie, maar de ondergang van Europa waar eens één geloof de mensen verenigde. Novalis wilde ook niet terug naar de dominantie van de Katholieke Kerk. Centraal zijn voor hem de poëtische, majestueuze Middeleeuwen met de kleurige schilderingen, zoete geuren en hemelse muziek. Novalis wilde eenheid in Europa als een groot feest van liefde dat ontstaat door een nieuw verbond van geesten en moet leiden tot eeuwige vrede. Ook enkele andere kringleden kwamen met gedichtenbundels en essays om een nieuwe, romantische religie te stichten. Het romantische krijgt daarmee iets religieus en wordt zelf een voortzetting van religie met esthetische middelen dat triomfeert over het realiteitsprincipe.

Schelling liet zich bij het ontwikkelen van een nieuwe religie sterk inspireren door Spinoza die vond dat er één allesomvattende substantie of grondregel in het universum bestaat als oorsprong van alles. Die substantie is God en natuur want God en de natuur zijn als één. Schelling noemde zijn systeem niet het ‘idealisme van het IK’ [Fichte], maar sprak van het ‘idealisme van de natuur’. De theoloog Schleiermacher schreef in zijn boek dat er behoefte was aan religie als contemplatie. Zonder God als persoon, doctrines of liturgie. Religie is aanwezig in de natuur en in ons, zei hij. Deze kringleden wilden dus een op verbeelding gebaseerde religie die een en al poëzie is en een magisch effect heeft. Want alles is poëzie. Daarom hielden zij zich ook bezig met wetenschap want die kan ook niet zonder kunst. Later in Berlijn kritiseerde Hegel de verbeelding in de wetenschap. De verheerlijking van de kunstenaar en de kunsten als voorbode van kennis beschouwde hij toen als onzin. Hij legt accent op wetenschappelijke methoden. En ten aanzien van religie zaten de kringleden niet allemaal op één lijn. Sommigen vonden dat de kring zich niet bezig moest houden met religie. Zo raadde Goethe publicaties over religie sterk af want die konden als provocerend overkomen.

De waarde van Rebelse genieën;
Wulf verwijst naar meer dan 2500 noten met bronnen waaronder veel correspondentie van de kringleden. We maken mede door die correspondenties vooral kennis met de genieën als mens. Je ziet hen als het ware schrijven, lopen en discussiëren. De subtitel, de uitvinding van het ik, klinkt wat voorbarig. In de wereldliteratuur zien we wel meer voorbeelden van IK-reflecties. Maar de Jena genieën stelden als groep de individuele vrijheid van het IK heel centraal en brachten dat naar buiten met werken van een zeer hoog niveau. Enthousiast sluit Wulf haar boek af met de opmerking: “de Jena-kring gaf onze geest vleugels”.
 

Het romantische als Duitse affaire
De romantische geesteshouding infiltreerde toen niet bewust in de politiek ofschoon de genieën soms wel normatieve uitspraken deden over een samenleving. Dat binnendringen in de politiek is wel het kernonderwerp dat de Duitse filosoof Safranski bezig houdt in zijn studie Romantiek; een Duitse affaire. Het romantische is uitstekend voor de kunsten maar wat gebeurt er als die triomf van de poëtische geesteshouding domineert in de politiek? Volgens Safranski is het romantische niet uitsluitend een Duits fenomeen, maar het heeft zich daar heel sterk geprofileerd als een Duitse affaire. Hij vindt bij Novalis de beste definitie van het romantische: ‘Doordat ik het banale een verheven betekenis, het gewone een geheimzinnig aanzien, het bekende de waardigheid van het onbekende, het eindige een schijn van oneindigheid geef, romantiseer ik het’. Safranski geeft enkele karakteristieken van het romantische: verleidend en verleidelijk; liefde voor vergezichten maar ook voor het verleden; aandacht voor het alledaagse, het extreme, het onbewuste, de droomwereld, waanzin, spelonken, duisternissen; een hunkering naar het ironische, het dweepzieke en cynische; verzot op het onbegrijpelijke en volkse.

De filosoof Heidegger, die geestelijk leider van de nazi’s wilde worden, verheft in een rede in 1933 het gewone en geeft het alledaagse een geheimzinnig aanzien. Hitler zegt in dat zelfde jaar dat de kunst het verlangen van het volk zal leiden naar een nieuwe verheffing, naar een nieuw Rijk en dus een nieuw leven. Goebbels vond de romantische IK-gerichtheid niet sporen met het nieuwe Duitsland; “De tijd van het individualisme is definitief gestorven. Daarom heet de nieuwe tijd het tijdperk van het volk als onaantastbaar ding waaraan alles dienstbaar moet zijn”. De staat is volgens Goebbels niet de zorgende moeder maar de vader die eist dat het volk marcheert. Hij wil een ‘stalen romantiek’: een combinatie van het romantische met het Pruisische militarisme. De heerschappij van het volk zorgt ervoor dat het zonder politieke partijen kan want de sterke leider zal zorgen voor eensgezindheid om op te staan voor een zelfbewust en groot Duitsland. Partijpolitiek is, zoals ooit Wagner al eens zei, synoniem voor verraad van het ‘ware’ leven: familiegeluk, geest, trouw en moed.

Hitler wilde de joden uitmoorden want die hebben de ethiek en het geweten uitgevonden. Hij plaatste het schone boven het goede. Safranski concludeert dan ook; “Hitler is een perverse belichaming van Fichtes IK dat zijn wereld opbouwt en de weerstand van het niet-IK breekt”. Safranski citeert veel wetenschappers die erop wijzen dat de romantische geesteshouding, eenmaal omarmd door de Duitse politiek, heeft geleid tot het nazi-onheil. Zo zegt de filosoof Isaiah Berlin; “De hele beweging is één grote poging de werkelijkheid een esthetisch model op te dringen, zodat alles moet gehoorzamen aan de regels van de kunst. Het is een machtsovername van de subjectieve verbeeldingskracht, eerst op geestelijk vlak en vervolgens ook in de politiek, wat tot de totale ontwrichting van de overgeleverde humane orde heeft geleid”. En Boterman, emeritus hoogleraar UVA Amsterdam concludeert; “Cultuur als macht, dat wil zeggen het zoeken van politieke oplossingen in de cultuur, heeft in Duitsland gezorgd voor zowel veel intellectuele rijkdom als heel veel politieke rampen”.

Afsluitend

Vlak bij Jena ligt Weimar. Boterman spreekt van ’Museum des Geistes’ met grote standbeelden van de romantische dichter Wieland, van de vrienden Goethe en Schiller op één sokkel, de vroeg romanticus Herder en Johann Sebastian Bach die hier ooit organist was. De woningen van Goethe, Schiller, Nietzsche en de componist Liszt. Luther preekte vaak in Weimar. In het stadsslot hangt zijn portret, geschilderd door zijn vriend Lucas Cranach de Oude. Het Alter Friedhof bevat stoffelijke resten van Goethe, Schiller, de componist Hummel, Karl August van Sachsen-Weimar en andere romantici.

Thomas Mann noemde Weimar: “eine Zentrale des Hitlerismus”. Het gidsje Weimar im Nationalsozialismus; ein Stadplan vermeldt vele ‘foute’ gebouwen uit die tijd, zoals het Gestapo gebouw met een oude guillotine. De lijken werden naar de medische faculteit in Jena vervoerd voor wetenschappelijke doeleinden. En niet ver van Weimar leidt de Blutstrasse naar concentratiekamp Buchenwald. Boven de toegangspoort staat de cynische spreuk: “Jedem das Seine”. Hier stond een oude eik waar Goethe in zijn tijd vaak uitrustte. De boom die zwaar beschadigd is door een Amerikaans bombardement kunnen we zien als een symbolische versmelting van de romantische geesteshouding met de latere stalen romantiek.

Tips om verder te lezen 
Berlin, Isaiah. (2000). Vintage, Penguin: London.
Boterman, F. (2014). Cultuur als macht; cultuurgeschiedenis van Duitsland 1800-heden. Arbeiderspers: Amsterdam.
Safranski, R. (2009). Romantiek; een Duitse Affaire. Atlas: Amsterdam.