Lenette Schuijt - Transklasse; leven in twee werelden

Lenette Schuijt - Transklasse; leven in twee werelden

In het boek Transklasse; leven in twee werelden beschrijft Lenette Schuijt sociale stijgers die in oorsprong komen uit een lagere klasse maar zich opwerken naar een hogere klasse. Die hogere sociale klasse waartoe ze als transklasse gaan behoren door hun opleiding en werk hanteert andere omgangscodes dan het gezinsmilieu waarin zij zijn opgegroeid. Maar het is wel een leven met veel ‘in between’ reflectiemomenten tussen de wereld die de transklasse achterlaat en zijn nieuwe wereld. Schuijt reflecteert in deze studie geregeld op zichzelf als transklasse. Datzelfde zal ik doen – dus ook als transklasse - in mijn recensie door middel van cursief gedrukte teksten.

De transklasse in spreidstand: tussen hun oude en nieuwe wereld
Innerlijk en uiterlijk is er geen sprake van volledig ‘overlopen’ naar de hogere klasse. Het blijft een permanente spreidstand; een combinatie van studeren, werken en functioneren in de hogere klasse en tegelijk emotioneel verbonden blijven met de familie in de lagere klasse. Een spreidstand dus tussen hoofd en hart. Het gezin raakt echter steeds meer op afstand waardoor de transklasse zich meer en meer een vreemdeling voelt bij de mensen die het dichtste bij hem stonden. Dat kan leiden tot eenzaamheid en onzekerheid omtrent de eigen identiteit. Dat is de kern van het boek Transklasse; leven in twee werelden, geschreven door Lenette Schuijt.
 
Als transklasse heb ik zelf gemerkt dat die momenten van eenzaamheid zich voordoen in combinatie met wat je zelf verlangt in de contacten met het vroegere thuisfront. Ik voelde vooral de eenzaamheid als mijn naasten nooit een vraag stelden zoals: hoe denk jij over dit onderwerp vanuit jouw studie- en werkachtergrond? En dan weet ik (hoofd) dat zij dát nauwelijks konden omdat zij zich geen voorstelling konden maken van mijn wereld. Maar mijn hart verlangde nabijheid en erkenning; en vooral elkaar raken met woorden, betekenissen en belevingen – ook als het gaat om mijn wereld. Wat rest: dat is de buik die pijn doet.
 
Schuijt is ook een transklasse als afgestudeerde dochter uit een tuindersgezin. Transklassen zijn de eersten in hun gezin of familie die universitair afstuderen. Hun ouders bieden hun kinderen een kans om het beste uit henzelf te halen vanuit de basisgedachte ‘onze kinderen moeten het beter krijgen dan wij’. Maar ze begrijpen vaak niet wat hun kind studeert en wat hun latere werk inhoudt. Er ontstaat dus verwijdering. De ouders zetten hun leefwijze volgens de lagere klassenstructuur voort. En  de studerende kinderen aarden  steeds meer in hun nieuwe sociale klasse. Gevoelsmatig ontwikkelen de transklassen een schuldgevoel. Deze schuldgevoelens krijgen nog meer lading als de ouders een dubbelde boodschap uitstralen: ‘doe je best maar heb het niet te hoog in je bol’.
 
Amsterdam, crisesjaren: mijn vader heeft verschillende baantjes, vindt zekerheid door een aanstelling bij de gemeentelijke schoonmaakdienst. Mijn moeder doet de huishouding. Beiden basisonderwijs. Hun drijfveer: onze kinderen moeten het beter krijgen dan wij. De populaire zegswijze van mijn vader: ‘als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje’. Een dubbele boodschap: doe je best op school want dan krijg je het beter, maar je blijft toch maar een dubbeltje. Mijn broer rondt de mulo niet af. En ik heb moeite met lager schoolonderwijs, blijf bijna voor de tweede keer zitten. Gevolg: grote psychische druk door mijn moeder met maandenlang vernedering en uitsluiting.
 
Gunstige effecten
Schuijt besteedt, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en literaire werken (o.a. Stendhal, Louis en Ernaux), ook aandacht aan de gunstige ontwikkelingen bij de transklassen. Zij kunnen in de sociale omgang snel schakelen en verbindingen leggen met en tussen verschillende belevingswerelden van mensen. Mede omdat transklassen vooral sociaal-cultureel kapitaal ontwikkelen en minder bezig zijn met financieel-economisch kapitaal. Zij hebben vaak een hoge arbeidsmoraal want willen niet tekortschieten maar vooral niet in geldgebrek komen. Zij willen zich volledig inzetten en permanent ontwikkelen voor betekenisvol werk. En hoe meer zij zich inzetten en thuis voelen binnen de klasse waarin zij zich ontwikkelen en werkzaam zijn, hoe moeizamer en pijnlijker het contact met het thuisfront. Het zijn voor de transklasse botsende loyaliteiten in die spreidstand: loyaal met je familie tegenover loyaliteit aan je eigen ontwikkeling. Schuijt citeert enkele illustratieve uitspraken: ‘er is geen achteruitpook voor de transklasse’ en het is een ‘amour séparé’.
 
Mijn carrière pad sinds mijn militaire dienst ontwikkelt zich van verkoper, salesmanager, trainer voor vertegenwoordigers en voor management, international HRD-manager bij Organon; zelfstandig organisatieadviseur, gastdocent en auteur. Mijn ouders hadden een beeld bij het werk als verkoper en manager. Daarna werd het allemaal wat moeilijk te volgen. Ik sprak niet over het eerste jaar van mijn deeltijdstudie sociaal-culturele wetenschappen aan de VU omdat ik hen niet in verlegenheid wilde brengen met verhalen over zo’n ingewikkelde studie.

 

Ontmaskeraars, mind guards; hefbomen en versnellers
De ontwikkelingsweg met vele uitdagingen eindigt voor een transklasse eigenlijk nooit. De transklasse is immers niet voortgekomen uit die hogere klasse (bijvoorbeeld een geslacht van medici) en dus blijft er altijd wel twijfel, onrust en onzekerheid: hoor ik er wel echt bij? Ontmaskeraars en barrières dienen zich altijd wel aan. Maar dat kan steeds weer een aanzet zijn voor persoonlijke reflectie en ontwikkeling. Een transklasse heeft een hefboom nodig, iemand die al verkeert in een hogere sociale klasse. Via die hefboom dient zich dan een nieuwe wereld aan waar je bij wilt horen: andere omgangsvormen met interesse voor andere mensen, vaardigheden om op elkaar te reageren en niet alleen maar woorden te zenden; specifiek woordgebruik, een breed scala van interessevelden en boeken en de waardering voor kunst. Een versneller is iemand die de transklasse een flinke opwaartse duw kan geven via diens eigen netwerk. De voorbeelden van hefbomen en versnellers die Schuijt presenteert uit de literatuur zijn zeer veelzeggend. Vooral uit de Franse literatuur gezien de kenmerkende sterke maatschappelijke gelaagdheid.
 
Mijn vader maakt als ik 12 ben promotie bij de gemeente en krijgt een kantoorbaan. Ik ga geregeld naar hem toe, ben onder de indruk: geen werkman meer maar nu in zijn colbert en stropdas in een eigen werkruimte. Ik rond de mulo en daarna het Hervorm Lyceum Zuid af. Docenten op het lyceum zijn mijn eerst hefboom omdat zij mij in aanraking brengen de Nederlandse, Franse, Duitse en Engelse literatuur met ook veel aandacht voor toneel en schilderkunst. Tweede hefboom: mijn vriendin en haar ouders (vader tandarts); bijvoorbeeld het eerst uiteten gaan, cabaret, toneel en musea bezoeken. Een remmende rol nam mijn broer op zich (ongetwijfeld onbewust en ongevraagd). Het is de rol van ‘mind guard’: het bestaande gedachtegoed van dominante waarden, normen en taboes in het gezin beschermen. Zijn uitspraak en uitstraling: ‘doe maar gewoon’ en verder: het negeren als ik iets wilde delen.

 

Kinderen van transklassen die gaan behoren tot de lage sociale klasse
Waar Schuijt niet zo aan toekomt is de situatie waarbij kinderen van transklassen in hun ontwikkeling en werk gaan behoren tot die lagere klasse. Of de sociale lift voor opwaartse mobielen nog steeds werkt bespreekt zij meer vanuit regeringsbeleid, vakbondspolitiek en bureaus die geld verdienen aan bijspijkerlessen voor mensen die dat kunnen bekostigen. Haar constatering dat het aantal sociale stijgers afneemt is op zich juist. Maar bijspijkeren of niet, soms komen kinderen niet verder. Wat betekent dát dan voor in dit geval de transklasse die zich door studie en werk heeft opgewerkt? Ik sluit deze recensie af met nog een eigen reflectie.
 
Tijdens mijn militaire dienst stopt de relatie met mijn vriendin. Na mijn diensttijd ging ik werken in de verkoop. Mijn eerste huwelijk is met een vrouw uit de lage sociale klasse. Ik heb een sterke wil om mij te ontwikkelen en mede daardoor strandt het huwelijk. Tweede huwelijk is met een vrouw uit een hogere klasse, ik rond enkele voor mij belangrijke deeltijdstudies af. Ik heb dus gezigzagd tussen de lage (vroeger thuis), hoge klasse (lyceum en vriendin); en daarna weer naar lage (eerste huwelijk) en naar de hoge klasse (tweede huwelijk, studie en werk). Mijn beide kinderen uit het eerste huwelijk behoren qua opleiding en werk tot de lagere sociale klasse. Met mijn dochter heb ik geregeld contact en wij delen vooral haar belevingswereld. Zij en haar echtgenoot voorzien via vakopleidingen heel goed in hun levensonderhoud. Zij kan mijn wereld niet delen gezien de kloof in studieachtergrond, werkervaring en bijvoorbeeld wat ik met mensen doe tijdens mijn colleges, interim en consultancy. Maar mijn verlangens zijn niet meer zo hoog als vroeger in dat soort situaties. Niet iedereen hoeft het allemaal te delen met mij  – ook mijn dochter niet. Daarmee zijn de momenten van eenzaamheid veel en veel minder dan bij de contacten vroeger met mijn ouders en broer.

 

Ten slotte
Transklassen zullen veel herkennen als zij het boek van Schuijt Transklasse; leven in twee werelden lezen. De uitgebreide wetenschappelijke onderbouwing en ook voorbeelden uit romans geven mogelijk aanleiding tot verdere verdieping. Docenten op elk onderwijsniveau hebben baat bij het lezen van dit boek.
 
Ongewijzigde versie geplaatst: Bazarow - 15 oktober 2023