Herman Tjeenk Willink toont zich in Groter denken, kleiner doen bezorgd over de nonchalance waarmee wij omgaan met onze democratische rechtsorde. En tegelijk is hij optimistisch omdat wij als betrokken burgers en professionals er iets tegen kunnen doen. Het is immers onze samenleving. Dát benadrukt hij sterk in Groter denken, kleiner doen.
Herman Tjeenk Willink is voor velen een bekende: voorzitter Eerste Kamer, vicepresident Raad van State, Regeringsadviseur, kabinetsinformateur en minister van staat. In een tijdsperiode waarin de ideologische veren zijn afgeschud, sociale verbanden losjes zijn geworden en men nonchalant omgaat met de democratie en rechtsstaat laat Tjeenk Willink zich horen. Op vrijwel elke pagina van Groter denken, kleiner doen toont hij zijn scherpe analyses en zijn roep om ‘onze stem te verheffen’. Als die stem maar bijdraagt tot het bewaken van de democratische rechtsorde om ‘betonrot’, zoals hij dat noemt, te stoppen.
Volgens Tjeenk Willink zien we na de ontzuiling en deconfessionalisering veel ruimte voor waarde pluriformiteit met gewetens- en geloofsvrijheid. De vraag is dan: wat bindt ons nog. Het antwoord van Tjeenk Willink: de democratische rechtsorde omdat die ons gemeenschappelijk fundament is in een tijd waarin alles in een hoog tempo verandert. In die democratische rechtsorde vinden we onze diep verankerde, uit de historie voortkomende waarden: tolerantie, goede trouw, rechtvaardigheid, redelijkheid, openbare orde en mensenrechten.
Maar die rechtsorde staat onder druk omdat concurreren en consumeren belangrijker zijn dan samenwerking en solidariteit. Een andere factor die hij noemt is dat de publieke ruimte de overheid toebehoort en niet meer de burgers. Daardoor haakt de burger steeds meer af. Zij kunnen hun stem onvoldoende laten horen om op te komen voor het algemeen belang. De democratische rechtsorde sluit dan niet meer in als een ‘ieder telt mee’ fundament.
Tjeenk Willink benadrukt dat die democratische rechtsorde geen statisch fenomeen is. Terecht stelt hij dat democratie en rechtsorde steeds ‘in wording’ zijn. Maar dan zijn politiek-inhoudelijke debatten wel nodig. Processen van ‘tegenwicht’, ‘tegenspraak’ en ‘tegenmacht’ zijn hard nodig want de politieke crisis lost zich niet uit zichzelf op. Macht rust niet in één absolutistische monopolistische hand, maar bestaat uit een tegenwicht van machten.
Het gaat, zegt Tjeenk Willink, om evenwicht en tegenmacht, samenspraak en tegenspraak, macht en tegenmacht in een wederzijdse afhankelijkheid binnen een democratische rechtsorde. Politici, bestuurders en ambtenaren zitten gevangen in hun eigen rationaliteit, taal en tijd. Daarom is tegenwicht, tegenspraak en tegenmacht nodig vanuit de burgersamenleving, de professionals op de werkvloer en vanuit de rechtelijke macht.
Tjeenk Willink laat zich ook kritisch uit over het vermarkten van publieke uitvoeringsorganisaties. Het marktdenken met de burger als ‘consument’ van overheidsdiensten is te gemakkelijk en kritiekloos toegepast op de publieke sector. Een goed functionerende markt heeft om duurzaam te zijn, tegenwicht nodig van een krachtige overheid. En die krachtige overheid heeft weer zelfbewuste burgers in een krachtige samenleving nodig om democratisch te zijn. Dus niet burgers in handen van de overheid maar aanvullend en als tegenwicht tegen overheid en markt.
Hij pleit ook voor tegenwicht van de professionals omdat anders de regelzucht doorgaat. Interessant is zijn beschouwing over de rechtelijke macht met de rechter die het voornaamste tegenwicht binnen de trias politica moet blijven. Zij hebben een rechtsvindende taak, rechtsvormende taak en zijn bewaker van de waarden van de democratie en rechtsorde. Tjeenk Willink kritiseert het regeerakkoord van 2010 dat bepaalt dat de rechtspraak wordt bekostigd door degene die er gebruik van maakt. De tweedeling in de samenleving wordt daarmee juridisch gesanctioneerd.
Een ander kritisch punt is dat de verbestuurlijking in de rechtspraak te ver is doorgeschoten. De rechters moeten daar zelf bottom-up tegenin gaan, vindt Tjeenk Willink. En dat begint al door kritisch te kijken naar de opleiding voor rechters. In de afgelopen jaren zijn vakken die aanzetten tot reflectie teruggedrongen: rechtsfilosofie, rechtssociologie, rechtsgeschiedenis en staatsrecht.
Concluderend stelt Tjeenk Willink in Groter denken, kleiner doen dat er werk aan de winkel is voor politici want zonder politieke visie passen afzonderlijke beslissingen niet bij andere beslissingen en bij het geheel. Het gaat om diepgaande discussies: welke maatschappij willen we in de toekomst en wat moet de rol van de overheid daarin zijn? Daarbij moet het niet verwateren door uitsluitend financieel-economische overwegingen. Groter politiek denken maakt kleiner maatschappelijk doen mogelijk.
In het eerder verschenen Tegen de stroom; over mensen en ideeën die hoop geven in benarde tijden is de boodschap van Hirsch Balin soortgelijk. Een samenleving moet je niet op haar beloop laten, stelt hij. Het zou een uitdaging zijn als beiden de eindredactie zouden vormen van een studie over de noodzaak tot koestering van de democratische rechtstaat waaraan ook andere wetenschappers en geëngageerden meewerken.
Deze recensie is 25 januari 2019 geplaatst bij managementboek.