Volgens Benjamin Barber haperen staten. En tegelijk ontwikkelen steden steeds intensiever hun stedenbonden. Veelzeggend is daarom de titel van zijn studie, Als burgemeesters zouden regeren. Een mondiaal burgemeestersparlement ligt volgens Barber in het verschiet zodat echte democratie van onderop een faire kans krijgt.
In Als burgemeesters zouden regeren - haperende staten, opkomende steden legt Benjamin Barber de vinger op de zere plek waar het natiestaten betreft. Natiestaten zijn te groot voor burgerparticipatie. Maar ze zijn ieder te klein om zich te verstaan met een mondiaal gecentraliseerde macht. Juist moderne metropolen (niet alleen de westerse) die zich verbinden in stedennetwerken kunnen de nabijheid voor burgers versterken zodat participatie en democratie zich ontwikkelen.
De nieuwe werkelijkheid gaat aldus Barber over interdependentie. Steden zijn wederzijds van elkaar afhankelijk. Natiestaten niet. Daar geldt juist de soevereine onafhankelijkheid en daarom zijn zij niet in staat om mondiaal te regeren. Je ziet de moeizame processen van de Verenigde Naties en van de Europese Unie. Het komt er steeds meer op aan om langs informele en vooral pragmatische weg oplossingen te genereren voor de complexe vraagstellingen van deze tijd. Betekent dit het einde van natiestaten in de zienswijze van Barber? Nee, zij blijven van belang om voorwaarden te scheppen.
Maar de wereldsteden zijn zenuwknooppunten met verbindende synapsen. Steden leren van elkaar omdat ze ‘creatieve magnetrons’ zijn waar mobiliteit in en tussen steden diep in de genen zit. Daarom vormen steden mondiale netwerken met de mogelijkheid innovatie en financieel/economisch beleid van onderop te vormen. Vertrekkend vanuit de participerende burgergemeenschap. Metropolen kunnen in die constellaties van netwerken problemen van een interdependente wereldgemeenschap aan. Vandaar dat Barber pleit voor een overgang van staten naar steden, van onafhankelijkheid naar interactieve interdependentie en van ideologie naar probleemaanpak.
De stedelijke zenuwcellen met hun verbindende synapsen kunnen op die manier integreren tot ‘glokale’ netwerken op grond van gemeenschappelijke behoeften en belangen. Zowel zenuwcel als synaps ontwikkelen zich als deel van één gemeenschappelijk netwerk dat bestaat uit sociaal kapitaal. En dat was ook al ten tijde van het Hanze verbond en de vele andere succesvolle steden verbonden die al bestonden voor de natiestaten gingen domineren. In deze tijd kunnen we zeggen dat door het gebruik van digitale innovatie de huidige stedenbonden bestaan uit slimme steden.
Barber stelt dat de rol van burgemeesters cruciaal is. Drie aspecten zijn hierbij van belang. 1) Zij zullen vooral gelegitimeerd worden als hun verworteling via burgerparticipatie in de stad groot is. Die participatie kan zich uitbreiden tot begrotingsparticipatie waarbij burgers invloed uitoefenen op beleid- en begrotingskeuzen bij sociale rechtvaardigheidsaspecten. 2) Samenwerking met nationale grensoverschrijdende organisaties (ngo’s) en multinationals is belangrijk om de stedelijke netwerken uit te breiden. Helaas zijn NGO’s vaak ondemocratisch georganiseerd en veel multinationals nog alleen gefocust op winst en niet op maatschappelijke verantwoordelijkheid. 3) Meer financiële armslag en autonomie. Nu bungelen steden onderaan in de bestuurstructuur. De centrale regering is de top van de hiërarchische bestuurspiramide. Dan volgen staten, regio’s, kantons, provincies. Steden zijn de onderste laag waar vaak uitvoerende taken liggen met steeds minder financiële middelen. Die budgettaire afhankelijkheid moet veranderen volgens Barber.
Dan kunnen stedenbonden zich veel gemakkelijker en effectiever ontwikkelen tot een mondiale stedenbond, niet te verwarren met een centrale mondiale overheid. Een stedenbond definieert zichzelf door overbruggend sociaal kapitaal en niet door samenbindend kapitaal dat andere partners uitsluit. Juist het inclusieve denken staat voorop, niet het exclusieve. Nog los van Europese steden zijn 500 Duitse steden zijn in een netwerk met steden in Afrika, Azië en Zuid-Amerika verbonden. Dat kan want alle steden zijn bezig met huisvesting, onderwijs, vervoer, banen, veiligheid en van natuur in de stad. Zij wisselen uit en leren van elkaar.
Burgemeesters grijp je kans en ga aan de slag, kunnen we met Barber zeggen. Zij hebben het in zich als je de persoonlijkheidskenmerken ziet die Barber op basis van zijn onderzoek presenteert: krachtige personen die hoogmoed en humor koppelen, pragmatische en ondernemende bestuursinstelling, persoonlijk betrokken bij en toegewijd aan de stad en haar burgers en relaxed want vaak een functie als carrière einde. De gesprekken met veel burgemeesters wereldwijd (ook Cohen, Van der Laan en Aboutaleb) zijn zeer illustratief voor het betoog van Barber.
Barber geeft met zijn centrale rol aan steden in mondiale netwerken enkele oplossingen voor problemen waar westerse samenlevingen tegenaan lopen: afhakende burgers krijgen de gelegenheid voor democratie van onderop. En problemen die spelen in steden kun je alleen ‘glokaal’ oplossen door meer ruimte te geven aan steden. Je moet de bestuurspiramide dus op zijn kop zetten. In zijn studie Als burgemeesters zouden regeren - haperende staten, opkomende steden ontwikkelt Benjamin Barber reeds een aantal spelregels voor een mondiaal burgemeestersparlement. Laten we die beschouwen als aanzet tot verdere uitwerking. In dit stadium gaat het om reflectie en debat. Ofschoon het boek strakker tot de kern kon komen leent het zich goed voor de discussies in het politieke domein en binnen studies politicologie.
Boekrecensie geplaatst door Peter van den Boom bij managementboek 14 juli 2017.